Wat gebeurt er wanneer je een kunstenaar en een artistiek leider die elkaar nog nooit ontmoetten bij elkaar brengt? Kunst-zetter regelde op C-mine een ontmoeting tussen de Thaïse kunstenares Panita S en de Genkse Louise Osieka.
Ze kennen elkaar enkel van horen zeggen. Panita S is een jonge kunstenares uit Bangkok die in 2017 een master in de vrije kunsten aan PXL-MAD komt volgen en nu in Hasselt woont. Louise Osieka is artistiek leider en algemeen directeur van C-mine, de artistieke hub aan de vroegere mijn van Winterslag, Genk. Naast kunstwetenschapper is ze ook herboriste en wildplukster. Beiden vragen zich luidop af hoe dit gesprek zal verlopen en wie wat aan de ander zal vragen.
LOUISE: “Ik ben met opzet niet gaan opzoeken wie je bent, omdat ik deze date zonder enige voorkennis wilde ingaan. Maar ik hoor nu dat we gemeenschappelijke kennissen hebben en dat ik ook je man ken (nvdr: een Genkenaar). Maar waarom komt iemand uit Bangkok in godsnaam naar Hasselt of all places om vrije kunsten te studeren?“
PANITA S: (lacht) “Dat is heel simpel. Ik wou graag bij Peter De Cupere studeren (nvdr: Peter De Cupere is een internationaal gerenommeerd olfactorisch kunstenaar en is docent aan PXL-MAD). Ik ben geïnteresseerd in het werken met geuren als kunstenpraktijk en om dat te kunnen, moest ik verhuizen naar Hasselt. Dat was niet alleen een cultuurshock, maar ook een grote aanpassing: van een miljoenenstad als Bangkok naar een kleine provinciestad in België. Het was even wennen. Ik woonde op een studentenkot van 14 m2 en het weer was allesbehalve wat ik er mij van voorgesteld had. Koud en veel regen! Maar wat ik ook miste was een kunstenaarscommunity. We studeerden met drie bij Peter De Cupere. Behalve ik, was er nog iemand met Braziliaanse roots uit Den Haag en iemand uit Hongarije. Het gevoel van in een grote stad rond te lopen, hadden we eenvoudig weg niet.”
LOUISE: “Je bent echt in een bijzondere niche terechtgekomen. Daar had ik het laatst nog over met mijn collega’s, hoe de aandacht voor specialisatie verschoven is naar een veel algemenere en dus minder diepgaande kennisverwerving. We hadden het erover naar aanleiding van De Barbaren van de Italiaanse schrijver Alessandro Barrico (De Bezige Bij, 2017). Daarin schrijft Barrico dat we ons in het tijdperk van de ‘barbaren’ bevinden, waarin geen plaats meer dreigt te zijn voor bezieling en dat we moeten oppassen voor de geleidelijke teloorgang van het cultuurbesef. Er is momenteel inderdaad een angst voor diepgang en een neiging naar wat ik ‘easy- going consumerism’ noem.“
PANITA S: “Daarmee ben ik het helemaal eens. Mensen met een hypersensitieve aard die zich verdiepen in de diepte van de dingen hebben het vandaag heel moeilijk. Ook al kom ik uit een grootstad met weinig groen, toch ben ik – o.a. door de Covid-periode – in de natuur beginnen wandelen, op zoek naar een evenwicht en diepgang in die moeilijke periode. Ik ontdekte een nieuwe wereld waarin ik mijn olfactorische praktijk verder kon uitbreiden. Tijdens mijn wandelingen dacht ik na over wat er in mijn kunstenaarspraktijk gebeurde en begon ik mijn aandacht te verleggen naar het werken met planten. Ik ontdekte dat ik de cultuur waaruit ik kom, kon koppelen aan de cultuur waarin ik terechtgekomen ben, en dat via de planten. Kon ik met de planten die ik in het wild plukte Thaïse gerechten klaarmaken? Ja, dat lukte en dat zal jou als herboriste wellicht ook wel interesseren.”
East meets west op een bijzondere manier, in de keuken. Panita S schreef over haar wildplukwandelingen een bijzonder boekje, Tenderly, Urban foraging journal in the search of resilience amidst the pandemic (2020). De dames vinden elkaar in hun zoektocht naar de juiste planten, de ontdekking van de kracht van planten, al dan niet positief. Louise Osieka haalt het voorbeeld aan van de hypergiftige bladeren van de door iedereen bewonderde oleander, maar heeft het ook over wildplukken in Genk.
LOUISE: “Eén blaadje van de oleander (ze toont een foto van de plant) is genoeg om te sterven! Maar ik begrijp volkomen hoe je je voelde toen je de Genkse natuur in trok en planten vond die je kunstenaarspraktijk een nieu- we wending gaven én die je ook beter deden voelen in die moeilijke periode. Begrijpen wat een plant is, zorgt bij mij voor een feest, het zijn vrienden voor het leven. En natuurlijk kan het ook lekker zijn. In de late zomer, vroege herfst gaan we paddenstoelen plukken: eekhoorntjesbrood, cantharellen, chicken of the woods enz… Hier in de regio zijn de verschillende gemeenschappen, de Italiaanse, Poolse en Turkse, er mee bezig. Maar wat deed jij als kunstenaar met de planten die je vond?”
PANITA S: “Ik maakte Thaïse gerechten met Genkse planten, maar maakte er ook een eetbare installatie mee, een ‘foodscape’, waarin zowel smaak als geur, als tastzin een rol spelen. In het Emile Van Dorenmuseum maakte ik deze zomer een installatie als onderdeel van een lopend onderzoek dat ik voer naar de seizoenen: hoe er hier in het westen naar de seizoenen gekeken wordt, in vergelijking met het oosten. Ik werk daar nu aan verder, maar helaas alleen. Wat ik heel erg mis, is een kunstenaarscommunity. Als kunstenaar werken is hier een zeer eenzame job. Ik zoek dan ook naar manieren om de eenzaamheid als kunstenaar te verminderen, door bijvoorbeeld workshops te geven over wildplukken en de toepassingen ervan. Het is een heel groot probleem, het vinden van een plek waar een kunstenaar zich kan toetsen aan collega-kunstenaars.“
Louise Osieka is het daar volkomen mee eens. Limburg vecht voor een meer dense kunstscène, voor plekken waar de kunstenaars van vandaag elkaar ontmoeten, waar ze los van de kunstenaarspraktijk een leven kunnen uitbouwen en waar ze hun praktijk ook ongedwongen kunnen toetsen aan dat van collega’s.
Dit gesprek was een enthousiaste kennismaking tussen twee bezielde mensen die overtuigd vechten tegen ‘het tijdperk van de barbaren’, in volle vlucht vooruit voor de kunsten.
De publicatie Tenderly, Urban foraging journal in the search of resilience amidst the pandemic is verkrijgbaar bij Panita S of in het Emile Van Dorenmuseum.